woensdag 14 februari 2007

De Brabantse Dialecten Deel 2

Dit artikel is het vervolg van Deel 1. De lay-out van de figuur bij het artikel is een beetje ongelukkig uitgevallen en op het plannetje van Vlaams-Brabant zijn de cijfers 6 en 7 omgewisseld. Iets positiever: Op de dag van verschijnen (31 januari 2007) kwam R. Belemans op ROB een tipje van de sluier lichten over het verschil tussen Hagelands en Getelands. In het Getelands zegt men “ich” en “mich” voor “ik” en “mij”, in het Hagelands blijft het “ik” en “mij”.

De h in de Brabantse dialecten
De westelijke helft van het Brabants vormt samen met de aangrenzende Zeeuwse en Vlaamse dialecten een groot zuidwestelijk gebied, dat zich ten zuiden van de taalgrens in de Waalse dialecten voortzet, waar de begin-h in de dialecten niet uitgesproken wordt. Het weglaten van de begin-h is in oorsprong een westelijk verschijnsel, dat volgens Goossens eerst in de late middeleeuwen door de West-Brabanders uit het toen nog toonaangevende Vlaams is overgenomen.

De medeklinkergroep sch
De medeklinkergroep sch- komt in het Nederlands enkel nog voor in het woordbegin. Zij gaat terug op de combinatie s plus k, die in het Middelnederlands nog algemeen gangbaar was b.v. scoe voor schoen, scieten voor schieten, scaven voor schaven. De sch in het midden of op het einde van een woord, in de “oude spelling” (de spelling van De Vries en Te Winkel) b.v. visch, dorschen, werd in het Middelnederlands ook als sk uitgesproken: visk en dorsken.
De sk-uitspraak voor sch- aan het begin van een woord heeft zich gehandhaafd in sommige dialecten. B.v. in de dialecten in het zuidwesten van het Pajottenland, die een uitloper vormen van een gebied met behoud van de sk- met Geraardsbergen als centrum. Ook in de Getelandse dialecten van Landen en omgeving wordt soms nog de sch- als sk- uitgesproken.

De wispelturige r in het Brabants

1.Uitval van r
In het westelijke en centrale deel van Vlaams-Brabant valt de r dikwijls weg op het eind van het woord: bier -> bie, deur -> dui, vuur -> vie, broer -> bruu, schuur -> schuu, voor -> voij, daar -> doo, maar -> moo. Er is behoud van de eind-r in b.v.: boer blijft boer, zwaar -> zwoor, schaar -> scheer, duur -> dier, muur blijft muur, vier blijft vier, zuur blijft zuur. ”Waar” heeft twee vormen in het dialect: ofwel “woor” (de waarheid), ofwel “woo” (waar?).
In alle Vlaams-Brabantse dialecten valt de r bijna steeds weg als ze gevolgd wordt door een d of een t. B.v. woord -> waud, woorden -> waude (in het zuidelijk en zuidoostelijk deel van Vlaams-Brabant, bij ons b.v.) of woore (in het noordwestelijk deel van Vlaams-Brabant en het Pajottenland), kaart -> koot, baard -> boot, paard -> pee(j)d (in ons dialect komt in het meervoud de r terug en valt de d weg: pee(j)re), staart -> stee(j)t, hart -> èt, kort -> keût, duurder -> dieder (terwijl duur -> dier), zwaarder -> zwoder (terwijl zwaar -> zwoor), huurder -> uder, verder -> vedder, dertig -> detteg, veertig -> fiëteg, derde -> dedde (alleen in de deelgemeente Bertem!), vierde -> vidde (alleen in de deelgemeente Bertem!).
Veelal valt de r weg als ze gevolgd wordt door een s. B.v. worst -> weust, gerst -> gest (of geest in Neerijse), kers -> kès, waterkers -> woterkés, kaars -> kees.

2.Inlassen van een r (of een m)
Soms lassen wij in ons Brabants dialect een r in waar er geen staat in het Algemeen Nederlands. B.v. kotelet -> kortelet, sjalot -> sjarlot. In andere dialecten gebeurt dat nog meer. B.v. konijn -> kornijn, venijn -> vernijn. Soms wordt ook een m ingelast. B.v. papier -> pampier, proberen -> promberen.

3.Wisselwerking tussen r en l in verschillende Zuid-Brabantse dialecten
3.1.In woorden met –tel op het einde van een lettergreep en –r(s) op het einde van de voorgaande lettergreep verdwijnt de r. B.v. wortel -> weuttel, spartelen -> spettele, borstel -> beustel, worstelen -> weustele.
3.2.Indien er tussen de –r en de –el een p of een v staat (of soms ook met nog een andere medeklinker) is er plaatsverandering van r en l. B.v. dorpel -> deulper, kervel -> kelver. Soms: orgel -> eulger.
Plaatsverwisseling van letters in een woord kan ook tussen andere letters dan tussen r en l. B.v. praline -> pernil (r gewisseld met klinker en l gewisseld met n).
3.3.Op het einde van een woord wordt –el omgevormd tot –er indien er nog een l voorafgaat. B.v. sleutel -> sluiter, lepel -> leiper, vlegel -> vleger, vleugel -> vluiger. In een zeldzaam geval moet er zelfs geen l voorafgaan. B.v. bengel -> binger.
3.4.Het omgekeerde kan zich ook voordoen. De eind-r wordt soms vervangen door een l. B.v. schorseneer -> schorseneil, jenever -> jenèvel.
3.5.In de deelgemeente Bertem wordt de begin-l van “liberaal” vervangen door een r: “riberool”. Dit lijkt wel een unicum. Het verschijnsel wordt niet beschreven door Belemans en Goossens.

4.Vervanging van een dubbele d door een dubbele r
Opvallend in de deelgemeente Bertem is het vervangen van dd door rr. B.v. schudden -> schurre, wedden -> weurre. Of in twee stappen: heb je -> édde -> érre, doe je -> dudde -> durre, ben je -> zèdde -> zèrre, ga je -> goëdde -> goërre, sta je -> steudde -> steurre. Maar Bertem staat hier niet alleen. In het Pajottenlands is het verschijnsel nog veel meer uitgesproken. B.v. schudden -> schirren, kudde -> kirre, middel -> mirrel, midden -> mirren. Of in twee stappen: bed -> bedde -> berre, pad -> padde -> parre, klod -> klodde -> klorre, vod -> vodde -> vorre, wat -> wadde -> warre, dat -> dadde -> darre.

5. De eind-n
De –n op het einde van werkwoorden en de meervouds-n worden in de meeste Brabantse dialecten (zoals in het Algemeen Nederlands) doorgaans niet uitgesproken, behalve vóór een woord dat begint met een klinker. In de zuidwestelijke en de noordwestelijke rand van het Pajottenland wordt de eind-n wel uitgesproken.

Typisch voor de deelgemeente Bertem is nog de lange ee waar in het dialect van de omliggende dorpen een lange èè voorkomt. B.v. ver -> vèèr -> veer, serre -> sèèr -> seer, ster -> stèèr -> steer, kar -> kèèr -> keer, Albert -> Albèèr -> Albeer, Omer -> Omèèr -> Omeer, krijt -> krèèt -> kreet.

Typisch voor de ganse fusiegemeente Oud-Heverlee is de ui van het Algemeen Nederlands die omgevormd wordt tot éje. B.v. huis -> éjes, muis -> méjes, buis -> béjes, buiten -> béjete, ruit -> réjet. In Groot-Bertem en Neerijse zegt men, respectievelijk: oës, moës, boës, boëte, roët.

Nog een speciale woordcombinatie die het vermelden waard is: langs hier -> lastie (in de meeste van onze dorpen), maar in de deelgemeente Bertem wordt het: lantie.

In Leefdaal is er al duidelijk Brusselse invloed. Mijn vader -> maë pa (korte a) of maë poepá (klemtoon op de tweede lettergreep).

Cyriel Letellier